Telefoon: 0418 - 579 442 | E-mail: info@goestenopdam.nl

Tips voor de ondernemer - 2024

Tips voor de ondernemer – 2024
28 november 2024 beheerdergoestenopdam

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Optimaliseer investeringsaftrek
De investeringsaftrek is een fiscale subsidie op investeringen. Boven een investeringsbedrag van € 69.766 geldt dat des te hoger de investering, des te lager het bedrag van de investeringsaftrek. Het kan voor u gunstig zijn bedrijfsinvesteringen over meerdere kalenderjaren te spreiden. Door een investering nog juist wel of juist niet in 2024 te doen, kunt u profiteren van een zo hoog mogelijke aftrek. Onder investeren wordt verstaan “het aangaan van verplichtingen”. Dit betekent dat u investeert als u de offerte accepteert. Daarbij is ook van belang dat – als u ook de aftrek in 2024 wilt – het bedrijfsmiddel in 2024 in gebruik moet zijn genomen óf in 2024 voldoende moet zijn (aan)betaald.

Andere investeringsfaciliteiten, zoals EIA, MIA en Vamil
Naast de investeringsaftrek zijn er nog andere investeringsfaciliteiten. Wanneer u milieuvriendelijk of energiezuinig investeert, kunt u wellicht gebruik maken van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) of de willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen (Vamil).

Voor toepassing van de EIA en de MIA/Vamil moet u investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen die zijn opgenomen op de Energie- en Milieulijst 2024. Vraag uw leverancier of onze adviseurs op tijd of een investering in aanmerking komt voor de EIA, MIA en/of Vamil.

Voor toekenning van EIA en MIA/Vamil is het vereist dat u de investering tijdig meldt bij de RVO, namelijk binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan. U investeert als u de offerte accepteert. Bent u te laat met de melding, dan komt u niet in aanmerking voor de extra aftrek of een eerdere afschrijving!

De energielijst en milieulijst, de lijsten waarin alle bedrijfsmiddelen staan die in aanmerking komen voor aftrek, worden jaarlijks in december herzien. Het kan zijn dat een investering in 2024 nog wel recht geeft op aftrek, maar daarna niet meer of omgekeerd. Het is dan ook verstandig om bij voorgenomen investeringen in energiezuinige of milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen af te stemmen in welk jaar de verplichting moet worden aangegaan.

Kijk uit voor een desinvesteringsbijtelling
Heeft u in 2020 gebruik gemaakt van de investeringsaftrek en wilt u het desbetreffende bedrijfsmiddel verkopen, wacht dan met verkoop tot 2025. Hiermee voorkomt u dat een gedeelte van de genoten investeringsaftrek moet worden terugbetaald.

Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel
Is een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kan de belastingheffing over de boekwinst worden uitgesteld door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. U kunt de herinvesteringsreserve in stand houden voor maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel hebt verkocht.

Een belangrijke voorwaarde om te mogen reserveren is dat er sprake is van een voornemen tot herinvestering. U moet zelf kunnen bewijzen dat sprake is van een voornemen. Dit kan aannemelijk worden gemaakt door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel in combinatie met het vastleggen van directiebesluiten inzake de nieuwe investering. Dit moet – bij een verkoop in 2024 – dan wel uiterlijk 31 december 2024 zijn gedaan. Voor de jaren daarna moet dit voornemen doorlopend aanwezig zijn en kunnen worden bewezen.

Gebruik uw herinvesteringsreserve tijdig
Zoals hierboven aangegeven kan voor de boekwinst op een bedrijfsmiddel een herinvesteringsreserve worden gevormd. Deze boekwinst mag dan (onder voorwaarden) worden afgeboekt op een nieuw bedrijfsmiddel. Als in 2021 een herinvesteringsreserve is gevormd, dient u voor het einde van 2024 een herinvestering te doen. Doet u dit niet, dan valt de reserve vrij in de winst en wordt deze belast. Haast is dan ook geboden. Enkel in zeer bijzondere omstandigheden kan de termijn voor het aanhouden van een herinvesteringsreserve worden verlengd.

Beloon uw meewerkende partner
Als uw partner meewerkt in de onderneming, kan het voordelig zijn om daarvoor een arbeidsbeloning te geven. Bij een vergoeding van € 5.000 of meer is deze bij de ondernemer aftrekbaar en bij de partner belast. Er kan dan wellicht een tariefvoordeel worden behaald en mogelijk bestaat recht op extra heffingskortingen.

Wilt u dit jaar nog gebruik maken van de fiscale voordelen van het belonen van de meewerkende partner, zorg dan dat de beloning nog in 2024 wordt uitbetaald aan de partner.

Salaris voor uw kinderen
Als uw kinderen meewerken in het bedrijf kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om hen salaris uit te betalen. Vanaf 13 jaar mogen kinderen al sommige werkzaamheden verrichten. Ze kunnen bijvoorbeeld meehelpen in de winkel of het bedrijf van hun ouders. Dit mag alleen bij een bedrijf aan huis.

Afhankelijk van de fiscale situatie van het kind en de ouder(s) hoeft het meewerkende kind geen inkomstenbelasting te betalen over het ontvangen loon en krijgen de ouders een aftrekpost. Het voordeel kan dan oplopen tot enkele duizenden euro’s per jaar per kind.

Uw kinderen hoeven niet altijd in de loonadministratie te worden opgenomen. Afdracht van werknemersverzekeringen kan vaak achterwege blijven. Wilt u nog dit jaar uw kinderen belonen voor hun werkzaamheden, zorg dan dat de beloning vóór 31 december aanstaande wordt uitbetaald.

Benut voordelen bij bedrijfsopvolging
Het (gedeeltelijk) schenken van uw onderneming of aandelen in uw BV kan fiscaal op een voordelige wijze. Deze regeling wordt de bedrijfsopvolgingsregeling of BOR genoemd. Het moet dan gaan om (fiscaal) ondernemingsvermogen want (fiscaal) beleggingsvermogen valt niét onder de BOR. Er is door de BOR géén schenkbelasting verschuldigd als de onderneming een waarde heeft van afgerond € 1.325.000. Is de waarde hoger, dan is van het meerdere 83% vrijgesteld. Er wordt dan 17% belast tegen (bij een schenking van ouder aan kind) een tarief van maximaal 20%. Het belastingtarief is dan slechts maximaal 3,4% (20% van 17%) van de waarde van de schenking. Een belangrijke voorwaarde is dat de onderneming nog minimaal 5 jaren moet worden voortgezet en behouden na de schenking.

Per 1 januari 2025 wordt de BOR gewijzigd. De eerste € 1.500.000 is dan voor 100% vrijgesteld. Is de waarde van de onderneming hoger dan wordt 75% van het meerdere vrijgesteld. Het restant van 25% wordt dan maximaal belast tegen 20%. Het belastingtarief is dan maximaal 5% (20% van 25%) van de waarde van de schenking. Voorts zal per 1 januari 2025 de voorzettingseis van 5 jaren worden verkort naar 3 jaren.

De komende jaren zal de BOR verder worden herzien. Of deze herziening voor u goed dan wel slecht uitpakt is afhankelijk van uw specifieke situatie. Het inregelen van een goede bedrijfsopvolging is een lang proces. Derhalve moet dit tijdig worden opgepakt en in voorkomende gevallen zelfs worden vervroegd.

Tip! Overweegt u uw bedrijf (of een gedeelte) op korte termijn te schenken en wilt u daarbij gebruikmaken van de BOR  overleg dan met ons of het – mede gelet op de verwachte herzieningen – aantrekkelijk is dit nog in 2024 te laten plaatsvinden of juist te wachten tot 2025 of wellicht 2026.

Benut de werkkostenregeling optimaal
Benut u de vrije ruimte voor de werkkostenregeling goed? Als er ongebruikte ruimte is, dan kunt u dit jaar uw werknemers nog belastingvrije vergoedingen of verstrekkingen geven.

Tip! In 2024 is de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de loonsom 1,92%. Daarboven geldt een percentage van 1,18%. Mocht u verwachten dat in 2025 de vrije ruimte boven de eerste € 400.000 uitkomt dan kan het voordelig zijn om een deel van de vergoedingen en verstrekkingen van volgend jaar naar voren te halen. In 2025 wordt overigens het percentage van 1,92% verhoogd naar 2%.

Pas eventueel de concernregeling toe. Dan ontstaat in feite een gezamenlijke vrije ruimte die uitgewisseld kan worden tussen concernmaatschappijen. Dit is maatwerk, omdat de concernregeling ook nadelig kan uitpakken.


Elektrisch rijden in 2024
Denkt u erover na om een elektrische auto aan te schaffen, dan kan het voordelig zijn dit nog in 2024 te doen.

Wanneer u of uw werknemers meer dan 500 privékilometers rijden met de auto van de zaak, dan leidt dat tot een bijtelling privégebruik auto. Het algemene tarief daarvoor is 22%, maar voor nieuwe volledig elektrische auto’s geldt in 2024 nog een verlaagd tarief van 16%. Deze verlaagde bijtelling geldt tot een catalogusprijs van € 30.000 (de zogeheten ‘cap’), daarboven geldt alsnog 22%. Let op: de auto moet dan wel vóór 1 januari 2025 voor het eerst in gebruik zijn genomen en er kan dan nog 60 maanden worden geprofiteerd van de lage bijtelling.

De voordelen van een elektrische auto worden de komende jaren steeds verder afgebouwd. Vanaf 2026 is het belastingvoordeel voor elektrische auto’s echt voorbij. De bijtelling voor elektrische voertuigen wordt vanaf 2026 gelijk getrokken aan die van benzine- en dieselauto’s.

Gebruik de voordelen bij aanschaf van een bestelauto
Als ondernemer betaal je in 2024 geen bpm als je een nieuwe bestelauto koopt en die minstens 10 procent zakelijk gebruikt. Deze vrijstelling wordt per 2025 geschrapt. Bij bestelauto’s op fossiele brandstoffen scheelt dit duizenden euro’s. Het is dus voordelig om nog in 2024 een nieuwe bestelauto voor zakelijk gebruik te kopen. Let daarbij wel op beschikbaarheid en levertijden.

Een bestelauto zonder CO2-uitstoot koop je ook nog in 2025 vrijwel zonder bpm. Het kan toch zinvol zijn om dat nog in 2024 te doen. Alleen in 2024 kun je nog de Subsidie Emissie loze Bedrijfsauto’s (SEBA) aanvragen. De subsidie geldt bij aanschaf van een nieuwe, emissie loze elektrische bedrijfsauto met een maximumgewicht van 4.250 kilo. De subsidie is afhankelijk van je bedrijfsgrootte en bedraagt maximaal 5.000 euro per auto. Wacht niet te lang met het aanvragen van de SEBA-subsidie. Het beschikbare budget kan opraken. Het loket bij RVO.nl sluit op 31 december, 12.00 uur.

Voor de subsidie is van belang dat  je nog geen definitieve koop- of financial leaseovereenkomst ma hebben afgesloten op het moment dat je de subsidieaanvraag indient. Hou hier daarom rekening mee.

Let in 2025 extra op met het inhuren van ZZP’ers!
Als u ZZP’ers inhuurt, heeft u op grond van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) de verantwoordelijkheid om de arbeidsrelatie met de ZZP’er te beoordelen. Er kan derhalve in feite sprake zijn van een dienstverband terwijl op papier sprake is van een ZZP’er. Dit wordt ook wel “schijnzelfstandigheid” genoemd. Echter op deze beoordeling wordt op dit moment niét gehandhaafd behalve bij kwaadwillenden. Dit wordt het zogenaamde “handhavingsmoratorium” genoemd.

Het kabinet heeft aangegeven voornemens te zijn om het handhavingsmoratorium onder de Wet DBA volledig op te heffen. De Belastingdienst gaat dan vanaf 1 januari 2025 weer handhaven op schijnzelfstandigheid.

De Belastingdienst kan vanaf 2025 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2025 correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes opleggen als blijkt dat een zzp’er toch voldoet aan de criteria van een arbeidsverhouding. Daarbij geldt een overgangsperiode van 1 jaar waarin werkgevers en werkenden nog geen vergrijpboete krijgen als zij kunnen bewijzen dat zij stappen zetten tegen schijnzelfstandigheid. Verzuimboetes kunnen wel worden opgelegd.

Wij raden u daarom aan al de arbeidsrelaties met de ZZP’ers (al dan niet werkend via een eigen B.V.) nu al kritisch te beoordelen. De Belastingdienst heeft recent een toelichting verstrekt op welke wijze zij dit beoordeeld.

Wijziging tarief omzetbelasting (BTW) per 1 januari 2025
Vanaf 1 januari 2025 gaat bij de levering van bepaalde agrarische goederen het btw-tarief omhoog van 9% naar 21% btw. Het gaat hier om granen en peulvruchten en die geen voedingsmiddel zijn, pootgoed voor de teelt van groenten en fruit, (pluim)vee en slachtafval, beetwortelen, land- en tuinbouwzaden, rondhout, stro, veevoeders, vlas en wol. Deze verhoging was al opgenomen in het vorige Belastingplan.

Zorg er derhalve voor dat uw factureringssoftware tijdig is aangepast. Anders brengt u te weinig omzetbelasting in rekening en kan de Belastingdienst een naheffingsaanslag met rente en boete opleggen. Het feit dat uw afnemer dan ook minder BTW heeft teruggevraagd, is daarbij niet van belang!

Omzetbelasting (BTW) op servicekosten bij verhuur
Bij de verhuur van onroerende zaken brengt de verhuurder in bepaalde gevallen servicekosten in rekening. Bijvoorbeeld voor schoonmaak, reparaties, of de levering van gas, water en elektriciteit. De vraag is dan of deze servicekosten belast of vrijgesteld zijn van btw. Vanaf 1 januari 2025 gelden deze 2 mogelijkheden:

  1. De servicekosten gaan niet op in de verhuur. In dat geval staan deze kosten met btw apart op de factuur. Wel moeten de huurders zelf of gezamenlijk de dienstverrichter kunnen kiezen. En als het gaat om werkelijk verbruik van bijvoorbeeld gas, water en elektra, dan moeten de huurders een individuele meter hebben;
  2. De servicekosten gaan op in de verhuur. Als de verhuur is belast met btw, dan zijn de servicekosten dat ook. En als de verhuur is vrijgesteld van btw, dan zijn de servicekosten ook vrijgesteld.

Voorwaarden voor kavelruilvrijstelling overdrachtsbelasting worden veel strenger
Een belangrijke wijziging voor landbouwondernemers is de aanscherping van de kavelruilvrijstelling. Gebleken is dat kavelruilconstructies worden opgezet om onroerende zaken zonder overdrachtsbelasting te kunnen verkrijgen terwijl voor bepaalde situaties de vrijstelling niét is bedoeld.

De Belastingdienst stelt nu dat sinds de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 voor toepassing van de vrijstelling de voorwaarde van ‘objectieve verbetering van de inrichting van het landelijk gebied’ geldt. Het beleid rond die ‘objectieve verbetering’ is inmiddels vastgelegd in een besluit van 22 augustus 2024. De voorwaarde wordt met name getoetst als volgens de inspecteur sprake is van onbedoeld gebruik van de vrijstelling. Niet duidelijk is echter of de Belastingdienst de voorwaarde van objectieve verbetering wel mag stellen. Onze verwachting is dat deze vraag uiteindelijk aan de rechter zal worden voorgelegd.

Daarnaast wordt ook per 1 januari 2025 de wet als volgt aangepast:

  • De kavelruilvrijstelling geldt niet meer voor de verkrijging van een woning, met ondergrond en aanhorigheden. Tenzij het gaat om een agrarische bedrijfswoning, waaronder wordt verstaan: binnen het omgevingsplan op een kavel met een agrarische functie gelegen woning die functioneel is verbonden met het agrarische bedrijf;
  • Landbouweis: de kavelruilvrijstelling geldt niet meer voor de verkrijging van opstallen inclusief ondergrond en aanhorigheden. Uitzondering is de opstal die geheel of nagenoeg geheel (dat is: ten minste 90%) voor de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt;
  • Voortzettingseis: voor de opstallen die wél voldoen aan de landbouweis en daardoor in aanmerking komen voor de kavelruilvrijstelling, geldt dat de bedrijfsmatig agrarische exploitatie gedurende ten minste 10 jaar na de verkrijging als zodanig moet worden voortgezet;
  • Als niet aan de voortzettingseis wordt voldaan is voor de verkrijging van de agrarische opstal(len) of de agrarische bedrijfswoning alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd.

De doelstelling van de wetswijziging is met name om misbruik te bestrijden. De vraag is nog wel of het besluit bij inwerkingtreding van de wet weer zal worden ingetrokken omdat beide regelingen misbruik proberen te voorkomen.